Winkel

een kind nog en ze waakt al over kiemen ze bindt rozen op vlecht uien tot strengen raapt noten ze plukt zaden uit peulen en bergt ze diep en donker weg ze ruikt de regen de wind trekt aan haar rokken zij verlangt met de vogels te vliegen maar ze gaat naar het huis en weeft losse draden tot een kleed luistert of het kind slaapt kijkt of het brood is gerezen en veegt de vloer ze verbindt een wond ze verlangt naar een durend vuur in de haard maar ze moet de deur uit ze haalt diploma’s stift haar lippen stelt zich verkiesbaar schrijft rekeningen regelt vliegvakanties maar ze moet naar binnen luistert of het kind slaapt betaalt de hulp warmt het eten op verbindt wonden zet de cv wat hoger maar ze moet en ’s nachts waakt ze de maan balanceert op de rand van een schaal overdag dommelt ze rond een droom die niet herleeft ze bedenkt een andere en het leven gaat door maar de oogst van de jaren is het weten van leegte die ze bewaart als een vrijplaats in haar gedachten omdat er altijd weer iets langskomt lichtval en liefde en oudpapier en ouwejongenskrentenbrood en kerstdagen en kernrampen en naast dit alles is leegte de grond van bestaan
Marije Verbeeck 2011