dagboek

Oogsten

Oogsten. Na jaren.
Nu precies een jaar geleden ging ik onder het mes. Er werden twee veertjes uit mijn eileiders gehaald. Deze veertjes hebben er 12 jaar gezeten. Ze bevatten nikkel. En nikkel, zo weten we nu, erodeert. Steeds meer deeltjes nikkel kwamen in mijn bloed, en ja, dat was het dus.
Essure. Zo heten ze. En Bayer heeft ze in de markt gezet. Wereldwijd.
Een ideale vorm van sterilisatie.
Pijnloos en snel gedaan.

Twaalf jaren duizelig, moe, angstig, hoofdpijn, ontstekingen, slechte weerstand.
Ze zijn er dus uit. Ik kan weer dingen doen.
Het ontgiften duurde nog wel even, maar het is gebeurd.

Laten we gaan oogsten wat ooit gezaaid is.

Francis Kilian
Oogst 1 | Olieverf op linnen | 0.50 x 0.40 m. | 2022

Ik woon nu in Nijmegen

Het is gelukt. We zijn over. De spullen zijn ingepakt, vervoerd, opgeslagen en zo’n beetje uitgepakt. De boekenkast staat weer vol. Wat een weelde.

We hebben geverfd, geboend, geregeld (vergeet dit punt niet, manmanman, wat hebben we geregeld de laatste maanden) ontdekt, heen en weer gesleept met spullen, bij wijlen ons tussen de dozen bezat, en zo stilletje som ons heen gekeken.

We zijn over. Ik loop door straten die me van vroeger bekend zijn, ik kom hier immers vandaan. Maar alles is anders. Anders dan mijn wereld in Meppel was.
s’ Ochtends als ik wandel zie ik een ander landschap. Ik merk hoe het in mij is blijven leven, de stad.

Het maakt me blij.

Dus op een zondagmiddag rijden we op naar de Pont, waar het werk van Ann veronica Janssens te zien is. Mark maakte een filmpje terwijl ik keek. Ik weet nog hoe ik stond te kijken: de beweging en de kleuren kwamen naar me toe en trokken zich terug. Alsof ik op een kermis stond zonder geluid. Een paar jaar geleden was het ondenkbaar dat ik dit geweld zou kunnen verdragen. En kijk nu: Alleen zien en ervaren. Die stlte ervaren tijdens het kijken was zo fijn. Een feest.

Díe stilte, die wil ik graag terug in mijn nieuwe werk.

Love comes….

Het was een onverwachte plek, waar ik deze bus tegen kwam. En de tekst die erop stond. Er was avondzon, we zaten op een terras voor het weekmenu van de Ni Muser (café in Trondheim, pal naast het Museum. Zo onverwacht kon het toch niet zijn). Ik was geraakt.

Ik was geraakt door de boodschap, het moment de belofte die eruit sprak. Het maakte me gelukkig. Juist door de krassen, het onvoorzichtige rijgedrag van de chauffeur, het verleden van de bus. Het maakte niet uit. Ze was in zichzelf, de boodschap.

Monika Wancke RIP

Ik weet het moment nog goed. 18 januari 1998. Het was iets na 14 uur. Ik was op weg naar de stad. Ik was nog even bij Monika om de laatste dingen over te dragen. Twee dagen erna zou ik op de boot stappen terug naar Nederland. En wat doe je als je verhuist naar het continent (zo heette Europa in Trondheim)? Nee, we beloofden geen eeuwige trouw, geen brieven geen faxen, geen contact. Het leven zou ons verder opslurpen. We hadden prachtige jaren gehad maar stonden allebei op het punt verder te gaan met ons leven. Onafhankelijk van elkaar hadden we een foto ingepakt van onszelf voor de ander. Dat was het. Een eeuwig afscheid. Haar foto staat sindsdien in mijn atelier.

Vijf jaar lang zij aan zij gewerkt aan de Kunstschool op Rotvoll. Ze had zonder nadenken ‘ja’ gezegd toen ik haar vroeg en tot het laatste moment werkten we samen. ‘Kompis’, dat waren we. In vrijheid en zonder verwachtingen. Zo totaal verschillend van elkaar. Zo genereus als Monika in alles, met al haar humor, met al haar gekke en tegelijk krachtige stijl van aanwezig én kwetsbaar zijn. Ik bewonderde die kracht en de gekheid.

Het beste wat we gedaan hadden samen, vonden we, waren de reuzezeilen die we schilderde voor de Cutty Sark in Trondheim. Drie weken lang stonden we te werken buiten, met spuitbussen vol kleuren, kwasten van minstens 10 cm breed en houtskool aan stokken getapet. Het was prachtig weer. Monika in bikini. Ik in korte broek. Bij het ophangen van de reuzezeilen waren onze handen en voeten vol verf, we zaten er totaal doorheen, maar wat een kick om ze te zien hangen op de grote schepen die aangemeerd lagen. We vierden het ieder op eigen wijze: Monika nam elke uitnodiging aan en feeste een hele week aan de kade. Ik kwam af en toe om te kijken.  Dan dronken we een koffie of een biertje samen en keken naar het wapperen en de transparantie van de kleuren. We waren even gelukkig met het resultaat.

Wij konden iets samen. Het werkte.

Een paar jaar geleden hoorde ik dat ze kanker had. Ik schreef haar dat ze dicht bij me was in gedachten, terug in de tijd. Ik liep door de gangen van de kunstschool en ik hoorde haar lach. ‘Ik heb je vaak veel gemist’ schreef ze terug. Mijn antwoord heeft ze nooit meer geopend.

O Monika. Als iemand me geleerd heeft te geloven in mezelf. Als iemand me de waarheid kon zeggen en tegelijk zoveel liefde kon tonen, als iemand steeds op zoek naar nieuwe avonturen steeds nieuwe invallen had, dan was jij het wel. Sinds zaterdag ben ik weer bij je. Heel dicht bij. Donderdag neem ik het vliegtuig om je de laatste eer te bewijzen. Wederom zonder verwachting, maar met een vol hart.

nu in de zomer

 

atelierfoto

Nu in de zomer met die fijne lange avonden neem ik afscheid van mijn atelier.

Het gaat de laatste zomer worden hier, als er niets iets heel erg geks gaat gebeuren. We gaan verhuizen naar een ander huis. Dit grote atelier gaan we achter laten.

Het licht schijnt door de lichtkoepels naar binnen, de tour de france staat aan. Er schijnen ergens mannen zich totaal in de rode vlekken te rijden daar in Frankrijk. Ik ben bezig met een soort van slow painting om de achtergrond ietsje groener, de uitdrukking net ietsje beter en de beweging net iets onzekerder te maken.

Ik geniet ervan.

een nieuwe website. 2018.

Het is alweer een jaar of vier geleden dat ik met Hilda een nieuwe website maakte. Hoewel mooi, zat hij me niet goed, die website. Ik heb heus geprobeerd er met lol mee te werken, maar ik kon er mezelf niet in kwijt. Nu kon ik mezelf sowieso niet zo goed kwijt in deze periode. De ziekte van Ménière had me in haar greep. Tenminste, dat dacht ik. En dat denkt mijn huisarts nog steeds. Toch bleek de uiteindelijke diagnose anders. Toen ik in het duizeligheidscentrum in Apledoorn de uitslag kreeg van een intensief onderzoek (de ‘besten’ van het land en ze zaten er vierkoppig uitslag te geven) heette het ‘Vestibulaire Migraine’. Mijn huisarts haalde haar schouders op. ‘Vroeger heette dat de ziekte van Ménière’.

Het positieve van deze uitslag was, zo vertelde men mij, dat de heftigheid van de aanvallen van draaiduizeligheid mettertijd in hevigheid zou verminderen, dat ik niet doof zou worden, dat ik door mindfulnes, rust en stressvermijding wel weer de oude zou worden. ‘Het lichaam heeft heel veel tijd nodig om te herstellen van deze aanvallen. U zult moe zijn en deze vermoeidheid serieus moeten nemen. Dan herstelt u sneller.’
Dat is inmiddels ook zo’n vier jaar geleden.

Ik heb mijn tijd goed besteed. Ik heb een opleiding gedaan, ben les blijven geven, heb inderdaad geleerd niet altijd ‘aan’ te staan maar vanuit rust te opereren. Ik wandel dagelijks een uur. Ik ben yoga gaan doen. Maar ik kon niet meer roeien, niet meer lange afstanden lopen, ik kon niet meer dan twee dingen op een dag doen, niet naar gelegenheden waar het druk was, geen restaurant bezoeken, geen geluid verdragen. Kortom: ik had de (veelzijdige) migraine van mijn oma geërfd ik had er mee te leren leven.
Ik weet nu dat dit tijd kost.
Ergens mee leren leven.

Ik weet ook dat dat waardevol is. Ik heb een knieval gemaakt en dat was niet eenvoudig. Onderwijl lukte het me niet de spaarzame energie die ik had in te zetten voor dat wat me het meeste raakt van alles: schilderen. Verhalen vertellen. Uren van stilte en ruimte in mijn atelier. Als je eraan denkt zou dat juist energie moeten geven, maar het vraagt toch opperste concentratie. Topsport.  Ik heb me tot een jaar geleden steeds weer achter de ezel gezet en steeds weer ervaren dat het nauwelijks te doen was zeggingskracht genoeg in mijn werk te leggen. Vaak was ik te moe om te beginnen. Ik heb hierdoor onwijs veel respect gekregen voor mensen die door blijven gaan met maken en ontwikkelen, die alles in het werk stellen om steeds opnieuw zichzelf bij de kraag te pakken.
Was ik nog wel een kunstenaar?
Mijn beroep opgeven is niet hetzelfde als mijn passie ontkennen.
Het opmerkelijke is dat het me wel lukte les te geven, gesprekken te voeren, aanvragen te sturen, projecten te organiseren (hoewel dat laatste wel veel van mijn enegriebalans vroeg).
Wat me niet lukte was het ‘maken’.

Sinds een jaar is de mist opgetrokken. Er was een moment in de auto, ik was Zwolle net voorbij, en de luchten waren prachtig. Ik zat te genieten van het schouwspel en besefte me op het zelfde moment dat ik me voelde als vóór 2010, het jaar waarin ik in China een virus opliep waardoor mijn hele balans overhoop lag. Dat ik herkende hoe het was om ‘gewoon’ te zijn. Ik besloot een jaar vrij te nemen. Geen exposities. Geen opdrachten. Mijn atelier alleen in als het me uitkwam. En er weer uit om dezelfde reden. Vanaf dat moment is het stukje bij beetje -en met terugvallen- bergopwaarts gegaan.

Dit alles is zo zichtbaar nu ik bij het maken van deze website 2018 -en weer met Hilda-  door het dagboek scroll en stukjes lees van voor en na 2010. Ik zie hoe het aantal werken per jaar afneemt en ik zie overduidelijk hoe ik de laatste jaren jaren worstelde met mijn energie en mijn hoofd en mijn werk.
Ik weet niet of het me gaat lukken om een nieuw oeuvre op te bouwen.
Ik neem de momenten zoals ze zijn.
Deze nieuwe website past me weer en beter.

Ik ben er blij mee.

Scroll to top